Historiek Hees

Hees is een deelgemeente van de stad Bilzen (provincie Limburg) met zowat 750 inwoners. [singlepic id=556 w=120 h=100 float=left] De vondst van artefacten uit de prehistorie in een leemgroeve langs de oevers van het Heserwater toont aan dat in de regio meer dan 100 000 jaar geleden Neanderthalers verbleven. Ook de Romeinen vestigden zich vrij vroeg op het grondgebied. Er werden sporen van een Romeinse villa en verschillende tumuli gevonden, met aardewerk uit het begin van de 2de eeuw. Dit is niet verwonderlijk, want het dorpje lag vlakbij de Romeinse heirbaan Tongeren-Nijmegen.
Hees wordt voor het eerst vermeld in 965 als “Hese”. Die naam komt van het Germaanse “Haisjo”, wat jong beukenbos betekent. Het behoorde in de vroege Middeleeuwen tot het domein van het Sint-Servaaskapittel van Maastricht, waarvan een kanunnik-rijproost later fungeerde als wereldlijke heer van Hees. In 1174 bevestigde de keizer het statuut van Hees als rijksheerlijkheid. In de 14de en 15de eeuw wierpen de hertogen Brabant zich op als beschermheren van het dorp. Pogingen van de Verenigde Provinciën om na de verovering van Maastricht in 1632 ook de soevereiniteitsrechten over de banken van Sint-Servaas – waaronder dus ook Hees – in handen te krijgen mislukten, tot Hees in 1785 bij het Verdrag van Fontainebleau aan hen werd toegewezen.
Op juridisch gebied viel Hees oorspronkelijk volledig onder de rechtsmacht van de schepenbank van het buurdorp Vlijtingen, eveneens afhangend van het Sint-Servaaskapittel. Wel fungeerde er sinds de 16de eeuw een afzonderlijke schepenbank voor Hees, die meestal uit Vlijtingense schepenen was samengesteld. Hees was op bestuurlijk vlak een afzonderlijke gemeente met twee eigen jaarlijks verkozen bugemeesters. Het dorp werd in 1524 platgebrand door de Gelderse troepen en had bij de vele belegeringen van het nabije Maastricht, onder meer in 1579 – 1585, veel te lijden van plunderende legereenheden. Een pestepidemie in 1623 maakte tientallen slachtoffers in Hees. Een grote brand vernielde op 7 april 1821, 23 huizen, nagenoeg de helft van het woningenbestand van de gemeente, waardoor meer dan honderd inwoners dakloos werden. Op kerkelijk gebied maakte Hees steeds deel uit van de parochie Vlijtingen. De Sint-Quintinuskapel van Hees, waarvan het begevingsrecht berustte bij de pastoor van Vlijtingen, werd ook meestal door deze bediend. Aan de kapel was ook een kerkhof verbonden. Pas in 1842 werd Hees een zelfstandige parochie. Hees is steeds een typisch landbouwdorp gebleven, zonder enige industrie. De laatste decennia is het dorp geëvolueerd tot een rustige woongemeente, waarvan de beroepsbevolking hoofdzakelijk in Bilzen, Genk, Hasselt en het grensgebied Maastricht tewerkgesteld is. ond de laatste eeuwwisseling werd de ruïne van de voormalige Sint-Quintinuskerk grotendeels afgebroken en gerestaureerd tot een polyvalente vergaderruimte en twee trekkershutten (fietskluizen) voor fietsers. Het complex wordt uitgebaat door de toeristische dienst van de stad Bilzen. In 1971 zag Hees zijn autonomie verdwijnen in een fusie met de gemeenten Mopertingen en Rosmeer. Deze nieuwe gemeente ‘Mopertingen’ heeft slechts zes jaar bestaan. Ze ging op haar beurt op 1 januari 1977 op in de nieuwe entiteit Bilzen. zie ook "Hees" op wikipedia